U kunt bij Dierenartsenpraktijk Ter Dreve terecht voor:

kleine huisdieren en paarden

Vaccinatie bij het paard

Het doel van vaccinatie is dmv niet-ziekteverwekkende deeltjes of stoffen in te spuiten in het lichaam het afweersysteem aan te wakkeren om antistoffen (weerstand) te maken tegenover verschillende ziekteverwekkers (virussen, bacteriën). Hierdoor zal het afweersysteem bij een blootstelling aan de ziekteverwekkers deze onmiddellijk herkennen en er op kunnen reageren waardoor het dier er niet of veel minder ziek van wordt. Hieronder volgt een beknopte uitleg over de verschillende ziektes waartegen een paard gevaccineerd kan worden. Bij een veulen starten we meestal op de leeftijd van 3 maanden (voor rhino op 5maand), en een rappel 6 weken later. Vervolgens dient een herhaling te gebeuren resp 6 maand en 1 jaar later. Verdere vaccinaties dienen halfjaarlijks of jaarlijks te gebeuren (afhankelijk van de ziekte en/of infectiedruk)

1. Tetanos

Wordt veroorzaakt door de bacterie Clostridium tetani, die een bodembewoner is en zich overal in de omgeving bevindt. Ze kan binnentreden via wonden en produceert toxines waardoor spieren over het ganse lichaam in kramptoestand komen. Vaak worden eerst de kauwspieren aangetast, daarna kan de stijfheid zich ook over de andere spieren verspreiden waardoor het dier kan omvallen. Indien de kramp zich zet op de spieren van het middenrif kan het dier sterven door verstikking.
Het vaccin kan toegediend worden vanaf de leeftijd van 5-6 maand en dient dan na 4-6 weken herhaald te worden. De derde dosis dient te gebeuren na 6 maand. Daarna dient er jaarlijks gevaccineerd te worden. Bij dieren onder hoge infectiedruk of bij wedstrijdpaarden wordt best halfjaarlijks gevaccineerd. Een drachtige merrie dient best op 9 maand van de dracht gevaccineerd te worden om het veulen een optimale bescherming te bieden via het colostrum.

2. Griep (influenza)

Snel spreidend virus die de ademhalingswegen aantast van voornamelijk jonge dieren. Paarden die op training staan of degene die in grote groep gehouden worden (hoge infectiedrkuk) kennen het grootste risico. Symptomen zijn hoge koorts (tot 41°C), gebrek aan eetlust, neusvloei, depressie, en hoesten. De meeste dieren herstellen binnen de week maar een droge hoest kan enkele weken aanhouden. Er werden ook complicaties beschreven bij dieren met stress of verminderde weerstand.
Het vaccin kan toegediend worden vanaf de leeftijd van 5-6 maand en dient dan na 4-6 weken herhaald te worden. De derde dosis dient te gebeuren na 6 maand. Daarna dient er jaarlijks gevaccineerd te worden. Bij dieren onder hoge infectiedruk of bij wedstrijdpaarden wordt halfjaarlijks gevaccineerd. Een drachtige merrie dient best op 9 maand van de dracht gevaccineerd te worden om het veulen een optimale bescherming te bieden via het colostrum.

3. Rhinopneumonie

Virale ziekte die wordt veroorzaakt door twee herpesvirussen (EHV1, EHV4) en zich op drie manieren kan manifesteren. Een eerste manier is als aandoening van de ademhalingswegen (meestal jonge dieren die stress ondervinden). Symptomen zijn koorts, neusvloei, blaasjes in de keel en opzetting van de lymfeknopen. Een tweede vorm van de ziekte is abortus bij drachtige merries in het laatste trimester van de dracht. Het kan ook leiden tot de geboorte van zwakke veulens, die snel na geboorte sterven. Een laatste vorm van de ziekte is een aandoening van het zenuwstelsel waarbij de dieren ataxisch worden en vooral paralyse van de staart en achterhand vertonen. Het vaccin biedt geen 100% bescherming tegenover de neurologische vorm maar zorgt wel voor een klinisch milder verloop bij infectie. De vaccinatie kan vanaf de leeftijd van 5-6 maand en dient dan na 4-6 weken herhaald te worden. Belangrijk is ALLE dieren in de stal of groep halfjaarlijks te vaccineren en drachtige merries dienen nog een extra rappel te krijgen op vijf, zeven en negen maand van de dracht.

4. Huidschimmel (dermatophytose)

Vaccinatie kan zowel preventief (herhaling iedere 9 maand) als curatief (ter behandeling van reeds aanwezige schimmelinfectie) gegeven worden. Voorzichtigheid en hygiëne is geboden want ook de mens kan besmet worden met de schimmelinfectie.

5. Westnijlvirus

Virale ziekte waar recentelijk meer en meer rond te doen is geweest en zorgt voor hersen-en ruggemergontsteking bij paarden. Reeds in de jaren 90 zorgde het virus voor ernstige uitbraken in verschillende landen (oa Frankrijk en Italië). Ook in Amerika vonden reeds dramatische uitbraken met dodelijke slachtoffers plaats bij mens en dier met een verspreiding over het hele continent. Het virus vermenigvuldigt zich in muggen en vogels; vogels vormen het reservoir daar ze dragers zijn (ze worden er zelf niet ziek van) en voor verspreiding naar nieuwe gebieden zorgen (trekvogels). Muggen zorgen voor de verspreiding naar meerdere diersoorten maar zenuwsymptomen worden vooral aangetroffen bij mens en paard. Directe overdracht (van dier tot dier zonder tussenkomst van muggen) werd nog niet opgemerkt. Symptomen bij de mens zijn meestal griepachtige verschijnselen, slechts in 1% van de gevallen treden ook zenuwsymptomen en andere complicatie op. Bij het paard daarentegen gaat naast klachten van koorts, geen eetlust en futloosheid ongeveer een derde van de besmette dieren zenuwsymptomen vertonen met excitatie, angst, agressiviteit, ataxie, zwakte van de ledematen en spiertrillingen; Ook slappe tong, scheve mond en hoofd en moeilijkheden tot urineren of mest maken worden gezien. Indien beterschap optreedt kan een opflakkering optreden na 7 tot 10 dagen (pieken). Naast vaccinatie (sinds kort beschikbaar in België) spelen ook managementsmaatregelen (muggen- en vogelbestrijding) een grote rol.

6. Hondsdolheid (rabies)

Ziekte van het zenuwstelsel met dodelijke afloop die bij praktisch alle zoogdieren kan voorkomen dmv een bijtwonde van een besmet dier. Hoewel België al jaren ‘rabiësvrij’ werd verklaard gelden toch strikte voorwaarden bij in- en uitvoer naar en uit derde landen. U kunt hierover best eerst goed informeren alvorens op reis te vertrekken!